Stel je de vis voor die zichzelf herkent in elke andere vis
Die in de stroom een glimp opvangt van de oceaan
En begrijpt dat hij nooit afgescheiden was
Zijn naam, zijn grenzen, zijn angsten
Vielen van hem af als een dode huid
En toen hij zei: “Ik ben jij”
Antwoordde het water stil: “Altijd al geweest”